Welke factoren zijn gerelateerd aan geven van borstvoeding?

Welke factoren zijn gerelateerd aan geven van borstvoeding?Veel demografische factoren hebben een relatie met het wel/niet starten met borstvoeding of het continueren van borstvoeding. Dit geldt bijvoorbeeld voor het geboorteland van de moeder, het aantal oudere kinderen in het gezin, of het kind een meerling is, de leeftijd van de moeder, gezinssituatie en opleiding van de ouders. Deze demografische factoren kunnen echter ook andere relaties van borstvoeding verstoren.

Dit blijkt uit onderzoek dat in 2016 is uitgevoerd door een stagiaire aan de Vrije Universiteit bij de GGD Hollands Midden. Onderzocht zijn factoren die een relatie hebben met het geven van borstvoeding op de geboortedag en twee tot drie weken na de geboorte. Hiervoor zijn gegevens uit het digitaal dossier van de jeugdgezondheidszorg van de GGD gebruikt.

De sterkste relatie is gevonden tussen het geboorteland van de moeder en de andere demografische factoren. Bij in Nederland geboren moeders heeft het opleidingsniveau de grootste invloed op het geven van borstvoeding. Deze relatie met opleiding en geboorteland is in mindere mate aanwezig bij moeders die in een ander westers land zijn geboren (exclusief een Oost-Europees land) terwijl moeders die in een niet-westers land (exclusief Marokko) zijn geboren, juist vaker borstvoeding geven als het opleidingsniveau laag is.

Als erfelijke aandoeningen in de familie voorkomen, zoals diabetes, eczeem, astma of allergie, starten Nederlandse en westerse moeders vaker met borstvoeding geven, maar deze relatie is niet gevonden bij moeders uit een niet-westers geboorteland. Psychi(atri)sche aandoeningen en epilepsie binnen het gezin belemmeren het starten met borstvoeding.

Roken en medicijngebruik tijdens de zwangerschap, de zwangerschapsduur en complicaties bij de bevalling zijn eveneens factoren die gerelateerd zijn met het wel/niet starten met borstvoeding. Ook hier geldt dat deze relaties niet bij alle onderzochte (groepen) geboorteland zijn gevonden of een tegenovergesteld effect hebben.

In de voorlichting en het beleid omtrent borstvoeding kan meer dan nu het geval is, rekening worden gehouden met demografische verschillen. Bij Nederlandse moeders kunnen vooral laagopgeleide ouders gestimuleerd worden voor het kiezen voor borstvoeding en bij niet-westerse moeders kunnen de positieve effecten van borstvoeding worden benadrukt als sprake is van erfelijke aandoeningen in de familie.

Meer informatie kun je lezen in de factsheet Borstvoeding voor ieder kind? en op de onderzoekspagina Welke factoren zijn gerelateerd aan geven van borstvoeding?.