Academische werkplaats publieke gezondheid onmisbaar voor lokaal gezondheidsbeleid

Hoe verhoudt de publieke gezondheid zich tot de uitdagingen waar de gemeenten mee te maken hebben sinds de decentralisaties in het sociaal domein?Wat is de rol en betekenis van de academische werkplaats publieke gezondheid (AWPG) in de bevordering van de volksgezondheid?

Hoe zorg je dat resultaten uit de werkplaats ook echt ‘impact’ hebben?

En hoe verhoudt de publieke gezondheid zich tot de uitdagingen waar de gemeenten mee te maken hebben sinds de decentralisaties in het sociaal domein?

Barend Middelkoop en Ton van Dijk stonden aan de wieg van de AWPG Noordelijk Zuid-Holland. In een dubbelinterview reflecteren zij op verleden, heden en toekomst van de publieke gezondheid.

Strategische allianties

AWPG’en zijn ‘strategische allianties’ rond publieke gezondheid, waarbij intensieve samenwerking moet bijdragen aan een betere kwaliteit van de gezondheid van burgers.

Voor Ton van Dijk, directeur van GGD Haaglanden, is een AWPG een cruciaal instrument om met zijn GGD het werk te kunnen doen. ‘Zoals we voor de tuberculosebestrijding röntgenapparatuur nodig hebben, zo heb je voor de publieke gezondheid een plek nodig waar je beleid, onderzoek, praktijk en onderwijs verbindt.’

Van Dijk zat destijds in de commissie van het ZonMw-programma die de ontwikkeling van AWPG’en in Nederland gedurende acht jaar met subsidie ondersteunde. Ook de AWPG Noordelijk Zuid-Holland is daarmee opgezet. Hij is er trots op dat deze werkplaats nog altijd staat, ook nu er geen ZonMw-subsidie meer is.

‘De samenwerking tussen gemeenten, GGD’en, TNO, LUMC en de Universiteit Leiden is inmiddels zo vanzelfsprekend dat iedereen er in wil blijven investeren. Het is hét instrument om de praktijk te academiseren en de praktijk structureel bij de wetenschap in beeld te brengen.’

Ruimte voor sociale geneeskunde

Barend Middelkoop, tot oktober 2018 bijzonder hoogleraar Public Health (zie kader hieronder), verpersoonlijkt de cross-over tussen wetenschap, beleid, praktijk en onderwijs.

‘Publieke gezondheid had in Leiden lang een marginale positie binnen de medische faculteit. Ook was er geen structurele verbinding met de praktijk, zoals voor de curatieve vakken in een academisch ziekenhuis. Mede door de AWPG is dit binnen het LUMC echt veranderd. Zozeer dat er na mij een hoogleraar op een vaste leerstoel wordt benoemd. De selectieprocedure is al in volle gang.’

Maar er zijn meer tekenen die Middelkoop gunstig stemmen. Zo is de formatie op sociale geneeskunde nu fors groter en is er veel meer ruimte voor in het geneeskundecurriculum. Andersom werkt het trouwens ook. Middelkoop herinnert zich een Haagse wethouder die jaren geleden stelde dat het niet aan de GGD was iets met diabetes bij Hindostanen te doen. Dit grote Haagse gezondheidsprobleem was volgens hem iets voor de huisarts en de internist.

Inmiddels geldt juist de preventieve aanpak van deze groep als schoolvoorbeeld van wat je met publieke gezondheid kunt doen bij specifieke gezondheidsproblemen.

Goudmijn voor onderzoeksgeld

Van Dijk stelt vast dat lokale bestuurders steeds meer ervaren wat de meerwaarde is van de academisering binnen hun GGD. En dat zij veel hebben aan concrete resultaten van wetenschappelijk onderzoek. De kloof tussen de verschillende werelden is een stuk kleiner geworden. Niet door gemeenten nu zo nadrukkelijk binnen de organisatiestructuur van de AWPG te laten meedraaien, aldus Van Dijk, maar door gewoon te laten zien dat onderzoek beleidsrelevant kan zijn.

Ton van Dijk
Ton van Dijk

Middelkoop heeft nog meegemaakt dat de AWPG binnen een universiteit vooral gezien werd als goudmijn voor extra onderzoeksgeld. Een idealistisch verhaal over samenwerking voor het heil van gezondere burger is niet voldoende als er ook andere belangen spelen. Het is een kwestie van lange adem en gewoon stug doorwerken; show, don’t tell.

Inmiddels, zo constateert Middelkoop, is over de hele linie een beweging zichtbaar van nazorg naar voorzorg, van een steeds sterkere nadruk op preventie. Dus ook naar een breed gedragen inzet op kennisontwikkeling en vernieuwing binnen de publieke gezondheid.

Impact = effectiviteit x implementatie

Dat brengt het gesprek op het thema implementatie. Het is een van de grootste uitdagingen in het volksgezondheidsdomein en was op 25 januari 2018 het hoofdonderwerp van het AWPG-symposium ‘Implementeren: denken én doen!’.

Theo Paulussen van TNO hield de deelnemers een mooie formule voor: impact = effectiviteit x implementatie. Van Dijk zet die als GGD-directeur ook vaak in.

‘Als epidemiologen mij de resultaten van een monitor presenteren, zeg ik altijd: mooi, en hoe gaan we ervoor zorgen dat gemeenten hier nu wat mee kunnen en er beleid van maken?’

Soms betekent dit dat je bepaalde gezondheidsgegevens nog even laat liggen, aldus Van Dijk, omdat een wethouder op dat moment nog geen instrumenten in handen heeft om effectief maatregelen te nemen. Gegevens over fijnstof publiceren – bijvoorbeeld – veroorzaakt alleen maar onrust als je er de burger niet meteen bij kunt uitleggen wat de gemeente eraan gaat doen.

(tekst gaat onder kader verder)

Hoe kijkt Barend Middelkoop terug op zijn jaren als bijzonder hoogleraar?
Barend Middelkoop

Op 5 oktober 2018 neemt prof. dr. Barend Middelkoop afscheid als bijzonder hoogleraar Public Health, in het bijzonder de gezondheid van groepen in achterstandsituaties. De AWPG Noordelijk Zuid-Holland, die de leerstoel mede mogelijk maakte, maakte zijn werk binnen de universiteit makkelijker. Middelkoop: ‘De praktijkinput vanuit de GGD heeft het onderwijs aan medische studenten beslist verrijkt. Zo kon de publieke gezondheid een steviger plek binnen de medische faculteit krijgen. Steeds meer studenten doen een keuzecoschap sociale geneeskunde. Ik hoop dat ik intussen ook andere studenten het belang van preventie heb laten inzien, zodat de dokters van morgen iets meer snappen van de wisselwerking tussen mens en omgeving. Inmiddels ziet die nieuwe generatie ook in dat het vermanende vingertje niet werkt in de relatie met je patiënt. En dat je dus heel anders moet communiceren om mensen hun gedrag te laten veranderen, als dat nodig is voor de behandeling. Iemands sociale context speelt immers altijd mee.’

Toen Middelkoop in 2007 begon, kenden zijn collega’s op de faculteit bij wijze van spreken de term sociale geneeskunde niet eens. Nu komt er een ‘gewone’ hoogleraar in Leiden, bijna 35 jaar na het emeritaat (in 1984) van Middelkoops verre voorganger Frans Doeleman. ‘Dat is natuurlijk niet mijn persoonlijke verdienste. Maar ik ben wel trots dat ons vakgebied dit voor elkaar heeft: de academische wereld trekt structureel de portemonnee voor onderzoek en onderwijs voor een betere volksgezondheid. En heel symbolisch: ik vier mijn afscheid met een symposium van GGD én LUMC, in het gebouw van de LUMC-Campus Den Haag, op 50 meter van het Haagse stadhuis. Veel duidelijker kun je de verbinding tussen beleid, onderzoek, praktijk en onderwijs niet zichtbaar maken.’

 

Effecten lastig aantoonbaar

Tijdens het symposium noemde Paulussen effectiviteit niet per se onontbeerlijk voor implementatie. Hij illustreerde dat met aansprekende voorbeelden. Neem rimpelcrème. Die doet aantoonbaar niets tegen veroudering van de huid, maar het verkoopt. Of de roltrap, ooit bedacht om de doorstroming op drukke punten te versnellen. Ook dat werkt aantoonbaar niet. In plaats van door te lopen, blijft iedereen juist stilstaan, wat nu nét niet de bedoeling van de ontwerper was. Maar ondanks de ontbrekende effectiviteit is ook de roltrap een implementatiesucces. Effectiviteit op zich zegt dus weinig. Daar komt bij dat het bij preventie heel lastig aantoonbaar is of iets werkt.

Middelkoop memoreert een promotieonderzoek naar de voorwaarden voor implementatie van beweegprogramma’s in de eerste lijn. ‘Aan het eind van de rit dacht ik: nu weten we eigenlijk nog niets. Maar vervolgens bleek de studie wel heel veel te worden geciteerd. Zo zie je dat zo’n onderzoek op een andere manier toch doorwerkt, ook omdat steeds meer mensen wel inzien dat we iets met preventie moeten.’

Hoewel een direct verband natuurlijk niet te leggen is, wekt het geen verbazing dat het kabinet onlangs de ‘gecombineerde leefstijlinterventie’ tot de basisverzekering toeliet, zodat huisartsen mensen met overgewicht naar preventie kunnen verwijzen. Ook hier telt het voortschrijdende inzicht.

Collectieve maatregelen voorop

Wat zijn nu de grote uitdagingen voor de publieke gezondheid?

Middelkoop is resoluut: ‘We moeten af van de eenzijdige nadruk op de individuele verantwoordelijkheid voor gezondheid. Publieke gezondheid vergt vooral collectieve maatregelen.’

Van Dijk valt hem bij: ‘Natuurlijk is het goed als we allemaal minder zout in onze soep doen. Maar zolang fabrikanten te veel zout in hun pakjes stoppen, komen we niet verder. Wij zullen daarop moeten blijven hameren. Werken aan de gezondheid van iedere individuele burger loopt inderdaad voor een groot deel via de collectiviteit.’

Dat gevoel wordt breed gedeeld in het veld, en het prikkelt mensen ook tot creativiteit. Middelkoop wijst op een winnend idee op het AWPG-symposium: gezonde kooklessen op de voedselbank, een slimme combinatie van individuele steun en collectieve gezondheidsbevordering.

Hoe ligt dan de relatie tussen de publieke gezondheid en andere beleidsterreinen?

Van Dijk: ‘Publieke gezondheid = een relatie met andere beleidsterreinen. Bijna alles wat je doet heeft impact op de volksgezondheid, dus als lokaal bestuur moet je steeds over dat verband nadenken. Een AWPG is daarbij een onmisbaar hulpmiddel voor je GGD.’

Interview en artikel: Marc van Bijsterveldt - 6 juni 2018